dinsdag 30 oktober 2012

All you need is beat! Opstand in de DDR

Op een zondagavond aan het eind van oktober 1965 demonstreerden 2500 jongeren in het centrum van Leipzig. Niet voor hogere lonen, niet voor meer reismogelijkheden (Leipzig lag toen tenslotte in de DDR), maar tegen het verbod op beatmuziek. Enkele weken eerder had de Leipziger afdeling van de SED, de Oost-Duitse communistische partij, ruim veertig plaatselijke beatgroepen aan banden gelegd. Door de beat te verbieden hoopten de grijze partijfunctionarissen het gevaar van de westerse, lees: niet-socialistische, decadente “on-cultuur” te keren.

Eerder hadden de partijkaders de beat getolereerd, zelfs gestimuleerd. Op het Deutschlandtreffen, een jongerenmanifestatie in mei 1964, swingde Oost-Berlijn op vele hoeken en pleinen. Ruim een half miljoen Oost-Duitse jongeren en nog enkele tienduizenden uit West-Berlijn en de Bondsrepubliek, dansten op de muziek van talloze bands. Volgens de partijkrant Neues Deutschland toonde de jeugd "haar gezonde verhouding tot hun socialistische staat". Geen ideologisch vuiltje aan de lucht dus. Het experiment kreeg een enthousiast vervolg. De aanvankelijk alleen voor het Deutschlandtreffen bedoelde radiozender DT64 vulde vanaf juni 1964 dagelijks de ether met jongerenthema’s en beatmuziek.

Het Deutschlandtreffen en DT64 vormden de springplank naar het kortstondige succes voor veel Oost-Duitse bands. Eén van de topacts waren The Butlers uit Leipzig. De band was voortgekomen uit het al in 1957 opgerichte Klaus Renft Combo, dat al vroeg met het Amerikaanse virus rock & roll was besmet. De Butlers ontwikkelden zich in de korte culturele lente tot cultband. Ze maakten LP’s en toerden door de DDR.


Maar de nieuwe vrijheid ging voorbij. De eerste tekenen daarvan werden al zichtbaar in het najaar van 1964, nadat in de Sovjetunie de grauwe Leonid Breznjev de macht van de ietsjes frivolere Chroetsjov had overgenomen. In 1965 stapte de Oost-Duitse communistische partij over op een anti-beat-koers. Oost-Duitse "beatfans" werden weer als vanouds a-sociale nietsnutten. De klanken zelf werden door de partijleiding "hottentottenmuziek" genoemd. De beat was weer levensgevaarlijk, want Amerikaans en kapitalistisch. In oktober 1965 werden de Butlers, samen met een veertigtal andere bands verboden.

In het centrum van Leipzig demonstreerden die zondagavond 2500 jongeren vóór de beat en tegen het verbod. Het kostte de politie 20 minuten om de Beat-Aufstand de kop in te drukken. Er was haast bij, want dezelfde middag voetbalde de DDR in hetzelfde Leipzig tegen Oostenrijk (uitslag: 1-0). Er waren 279 arrestaties. Ruim 160 personen werden veroordeeld tot gevangenisstraffen, tot tewerkstelling in de bruinkoolmijnen of tot heropvoedingsgestichten.


Met de beat is het nooit meer goed gekomen in de DDR. De Butlers werden in de jaren zeventig weer Renft Combo, maar leefden van verbod naar verbod. Na de val van de Muur speelden ze weer samen, in verschillende oorspronkelijke samenstellingen (dat kan in de roch & roll). Tien jaar geleden zag ik de baardige muzikanten van Renft optreden bij het Kaiser-Wilhelm-Denkmal in Thüringen (zie foto). Ze speelden toen al langer met elkaar dan de Rolling Stones. Vijfenveertig jaar, zij het onderbroken door enkele beoepsverboden. De dood van vier bandleden in een paar jaar tijd maakte een eind aan het bestaan van een Oost-Duitse rocklegende. Hoewel, legendes sterven niet.

Erik de Graaf

zaterdag 27 oktober 2012

Veertig gestolen minuten

Vannacht gaat de klok weer van zomer- naar wintertijd. Elke keer gaat het uurtje voor- of achteruit gepaard met felle discussies. Hebben we nu een uurtje extra of juist niet? U kent het wel. Maar ook jaarlijks wordt door de deskundigen gesteggeld over de vraag of dit nu goed is voor ons bioritme of dat het allemaal niet zoveel uitmaakt.

Mijn ome Jan uit Drenthe, die zijn leven lang glastuinder in het Westland was, maakte er altijd ook nog een politiek-historische kwestie van. Twee keer per jaar herinnerde hij de familie bij het voor- of achteruitzetten van de klok aan de veertig door de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog gestolen minuten, die later nooit zijn teruggegeven. Zijn fiets was nog daar aan toe, daar kon je een nieuwe voor kopen. Maar die veertig minuten waren voorgoed verloren gegaan.

Tot 16 mei 1940 kende Nederland de Amsterdamse tijd, die voorliep op de West-Europese tijd, maar achter op de Midden-Europese. Dat was best lastig, want nu, op zaterdagavond om tien uur, was het in Londen tien over half tien en in Keulen en Berlijn tien over half elf.

Nog geen week na de Duitse bezetting voerden de Duitsers per decreet op 16 mei 1940 de zomertijd in. Al voor de oorlog was het vooruitzetten van de klok in het Staatsblad voor 19 mei aangekondigd, maar dat moment werd door de Duitsers haastig drie dagen vervroegd. In Duitsland was de zomertijd namelijk al per 1 april ingegaan.

Daarnaast gelastten de Duitsers ook onmiddellijk af te stappen van de Amsterdamse tijd en over te stappen op de Midden-Europese. De klokken gingen op 16 mei 1940 dus een uur en veertig minuten vooruit, zoals ook in De Telegraaf werd aangekondigd. Vreemdgenoeg werd de klok pas in november 1942 een uur teruggezet, waardoor Nederland tweeëneenhalf jaar achterelkaar in zomertijd leefde.

In feite was het dus de tijd, waarmee de nazi’s de Gleichschaltung in het bezette Nederland begonnen. Later pasten de Duitsers de kranten, de politieke partijen, de cultuur en het hele maatschappelijke leven in Nederland aan de nationaalsocialistische norm aan.

Na de Tweede Wereldoorlog heeft Nederland dertig jaar niet meegedaan aan de zomertijd. Maar de veertig minuten zijn voor altijd verloren gegaan. Mijn ome Jan heeft dat nooit kunnen verkroppen. Het kan best zijn laatste gesputter hebben kunnen zijn.

Erik de Graaf

vrijdag 26 oktober 2012

Fotograaf boven Berlijn: winter 1945-1946

Winter 1945-1946. Het zwaar gebombardeerde Berlijn, gefotografeerd vanuit de lucht door de Duitse fotograaf Hein Gorny. Illegaal. Geen Duitser mocht de stad zo zien van de geallieerden. Pas vijfenzestig jaar later, in 2011, kwamen de indrukwekkende foto’s aan het licht.

Voor de Tweede Wereldoorlog had Hein Gorny reclamefoto’s, portretten, natuurfoto’s  en industrieopnames gemaakt. In 1925 ontmoette hij zijn latere vrouw Ruth Lessing, terwijl hij haar vader, de cultuurfilosoof Theodor Lessing, portretteerde. In 1938 gaven de nazi’s hem te verstaan dat hij in het belang van zijn carrière als fotograaf beter van zijn joodse vrouw kon scheiden. Hij weigerde dat en reisde naar de Verenigde Staten om een nieuw bestaan voor te bereiden. Ondertussen verkocht zijn vrouw Ruth het Berlijnse fotoatelier aan een bevriende fotograaf.

Maar de vlieger ging niet op. Het Amerikaanse visum voor Ruth werd op het laatste moment ingetrokken en de Gorny’s waren verplicht in Duitsland te blijven. Met beperkingen mocht Hein Gorny als fotograaf blijven werken. Uit de reclamebranche hoefde hij geen opdrachten meer te verwachten. Hij leefde vooral van portretfoto’s en van het fotograferen van paarden en honden. Zijn huwelijk hield onder die grote druk geen stand. In 1944 ging het paar uitelkaar, om twee jaar later opnieuw te trouwen.

Gorny’s kans als fotograaf kwam pas weer na de oorlog. Samen met de Amerikaanse legerfotograaf Carl Byers, die hij door zijn verblijf in de Verenigde Staten in 1938 kende, vloog Gorny in de winter van 1945-1946 een paar keer boven het zwaar gebombardeerde centrum van Berlijn. Om het juiste licht te treffen vlogen ze zo vaak rond de kapotgeschoten Kaiser-Wilhelm-Gedächtniskirche, dat al een melding was gedaan bij het Britse militaire commando.

De illegale vlucht boven Berlijn bleef zonder gevolgen. Als we tenminste de luchtfoto’s buiten beschouwing laten. Die waren, zijn en blijven indrukwekkend. Gorny is nog jaren bezig geweest met een fotoboek met zijn luchtopnames. Dat lukte niet door zijn persoonlijke misère. Zijn huwelijk met Ruth strandde opnieuw in 1946. Steeds duidelijker kreeg hij te maken met de gevolgen van een verslaving aan pepmiddelen, die hij al in de oorlogsjaren gebruikte om ’s nachts door te kunnen werken. Van 1954 tot aan zijn dood in 1967 leefde hij vaak in ontwenningsklinieken. Van werken kwam niet veel meer.

Erik de Graaf

De foto's zijn in Berlijn te zien in de Collection Regard en op Graafwerk... foto's.

woensdag 24 oktober 2012

Monument voor Roma en Sinti

Eindelijk is het ervan gekomen. Vanochtend is in Berlijn het herinneringsmonument onthuld voor de Sinti en Roma. Op een steenworp afstand van de Rijksdag waren de hoogste bekleders van Duitse waardigheid aanwezig om kritiek op het lange uitblijven te smoren. Overtuigend gaan ze niet door één deur, maar vandaag waren bondspresident Joachim Gauck en bondskanselier Angela Merkel samen present.

Ongeveer een half miljoen Sinti en Roma, de officiële naam voor wat door de volksmond zigeuners worden genoemd, werden tussen 1933 en 1945 op gruwelijke wijze door de nazi’s vermoord. Tientallen jaren duurde het voordat er Duitse belangstelling, laat staan erkenning kwam voor hun lot. Pas in 1982 kregen ze die van West-Duitse bondskanselier Helmut Schmidt. Tien jaar later, na de hereniging van de twee Duitslanden, vond de regering-Kohl dat er één herinneringsmonument voor alle slachtoffers van het naziregime moest komen.  
Van dat ene monument is het niet gekomen. Na verhitte discussies en ordinaire ruzies over de beste wijze van herinnering ontstond er een soort monumentenroute door het Berlijnse regeringscentrum. Het Holocaustmonument voor de vermoorde joden, een bescheidener monument voor de door de nazi’s vervolgde homo’s en dus sinds het vandaag het monument  voor de zigeuners.

Al jaren neem ik af en toe een kijkje op de plaats waar het zigeunermonument vanochtend is onthuld. Met verbazing stelde ik steeds vast dat dat er niet of nauwelijks aan het monument werd gewerkt. Jarenlang stond er slechts de aankondiging, zoals op de in mei 2008 gemaakte foto. Een poosje dacht ik dat dit het misschien was. Een aankondiging op een houten bord en een goedbedoelde tekst van bondspresident Roman Herzog uit 1997.

Ze hebben sinds januari toch flink aangepakt. Ik zei al: eindelijk is het er toch van gekomen.

Erik de Graaf