Vorkoeta ligt honderdzestig kilometer boven de poolcirkel in de Russische deelrepubliek Komi. Het is er ijzig. Negen maanden per jaar winter, de overige drie maanden gewoon koud. Bepaald geen plek om vrijwillig heen te gaan. Toch woonden er tussen 1938 en pakweg 1960 in totaal een miljoen mensen. Gevangenen van Stalin, die van heinde en verre werden aangevoerd om als slaven in de kolenmijnen te werken.
Een van die miljoen gevangenen was de Duitse schrijver Horst Bienek (1930-1990). Hij werd in Silezië geboren, wat nu tot Polen behoort. Na de Tweede Wereldoorlog vluchtte hij voor de Russische troepen uit naar het oosten van Duitsland. Enkele jaren later liep hij stage bij een krant in Potsdam. In 1951 mocht hij als leerling van de grote schrijver en theatermaker Bertolt Brecht in het beroemde theater Berliner Ensemblekomen werken. In Berlin (Ost), dat inmiddels de hoofdstad van de DDR was.
Eind 1951 sloeg het noodlot toe. Bienek werd gearresteerd, omdat hij een telefoonboek van Potsdam aan een oude bekende in West-Berlijn had gegeven. Dat werd uitgelegd als spionage voor de CIA. Genoeg voor twintig jaar werkkamp, gek genoeg vijf jaar minder dan de standaardstraf van vijfentwintig jaar.“Dat is bijna onschuldig”, grapten zijn zwaarder gestrafte medegevangenen cynisch.
Vier jaar lang werkte Bienek in de kolenmijnen rond Vorkoeta. Na de dood van Stalin in maart 1953 werd het regime in de kampen geleidelijk milder, maar het zou nog tot 1955 duren voor hij werd vrijgelaten. Hij vestigde zich daarna in West-Duitsland, waar hij werkte als redacteur, schrijver en filmmaker. Zijn hoofdwerk bestond uit een viertal romans over zijn jeugd in Gleiwitz in Silezië, dat sinds 1945 in het PoolsGliwice heet. Hij schreef ook over de Goelag, maar nooit over zijn persoonlijke ervaringen in Vorkoeta. Die had hij ver weggestopt.
Begin 1990 werd hem na een lezing gevraagdwaarom hij nooit over Vorkoeta had geschreven. Hij zweeg, wist geen antwoord. Thuisgekomen is hij gaan schrijven. Voor het eerst na 35 jaar gaf hij zijn pijnlijke herinneringen aan het Russische werkkamp de ruimte. Af kreeg hij het boek niet meer. In december 1990 overleed Bienek. Het eerste concept werd pas deze maand, 23 jaar later, gepubliceerd onder de titelWorkuta. Met een nawoord van Bieneks uitgever. In zestig pagina’s beschrijft Bienek zijn arrestatie in 1951, de urenlange nachtelijke verhoren, zijn veroordeling tot twintig jaar werkkamp na een proces van vijftien minuten“gevoelslengte” en de reis naar Vorkoeta (met een tussenstop van een paar weken in de Moskouse Boetyrka-gevangenis).
Vier jaar bivakkeerde Bienek in Vorkoeta, samen met politieke gevangenen uit verschillende landen. Een Internationale van Stalin-slachtoffers, schrijft hij, die zich pas verenigde toen er na Stalins dood in 1953 een staking uitbrak. Het was zwaar werk in de mijnen, zeker voor een “pennenlikker” als Bienek. Hij beschrijft indrukwekkend hoe een Litouwer hem hielp door zelf voor twee te werken. En hoe hij het bevel van een blatnoi, een bazige crimineel in het kamp, afweerde om zijn kont met vaseline in te smeren. Bienek ontkwam aan de verkrachting doordat een arts hem "ziek" in het lazaret opnam. Zwaar was ook de kou, zestig graden vorst in de slechtste tijden. In een paar meter van de kolenmijn naar de wasruimte kon de natgezwete kleding bevriezen, kon je je neus verliezen, schrijft Bienek.
Het laatste hoofdstukje van Workuta gaat over Brecht. De machtige schrijver had blijkbaar niet de moed om te informeren naar het lot van zijn leerling. Brechts vrouw Helene Weigel had nog wel iemand naar Bieneks woning gestuurd voor nadere informatie. Toen duidelijk werd wat er gebeurd was werd het doodgezwegen. Het zat Bienek duidelijk hoog. Aan het slot van het boekje citeert hij Weigel: “Misschien was Bienek toch een Amerikaanse spion. Men arresteert bij ons toch geen onschuldige mensen”. Hij hoorde het vele jaren later van een collega.
Hoe indrukwekkend het boekje nu al is, helaas is BieneksWorkuta overduidelijk niet af. Jammer dat Magere Hein hem geen jaartje extra bood om zijn “poolexpeditie” te beschrijven.
Erik de Graaf